Het maatschappelijke gesprek over ontgroeien, ofwel ‘degrowth’ komt op gang in Nederland en daarmee ook de kritiek op het begrip. Maar juist deze kritische stukken staan vaak vol misverstanden over wat ontgroeien inhoudt.

Journalist en econoom Mathijs Bouman schreef onlangs een stuk in het FD over krimpen, waarin hij stelt dat een krimpende economie ‘onnodig en contraproductief’ is. Krimp associeert hij met “de modieuze term” degrowth - ontgroeien in het Nederlands. Bouman begint zijn stuk met anekdotes over gezinnen die er voor kiezen om kinderloos te blijven voor een beter klimaat, en generaliseert dit vervolgens tot wat hij ziet als de kern van de milieubeweging: “Red de wereld: word ongelukkig” door “te verminderen en te verarmen”. Deze boodschap associeert Bouman direct met ‘degrowth’, wat suggereert dat hij zich niet genoeg heeft verdiept in het onderwerp. Zijn misverstanden over ontgroeien herhaalde hij in een recente aflevering van Nieuwsuur. (Hij is overigens niet de eerste die op deze wijze een verkeerd beeld geeft van degrowth)

Om te beginnen pleit de degrowth-beweging voor een democratische herverdeling van een beperkte ecologische ruimte, om zo de verarming terug te draaien die het alsmaar groeiende economische systeem heeft veroorzaakt. Deze verarming vindt bijvoorbeeld plaats door de vernietiging van ecosystemen en hun diensten met name in ‘arme’ landen waar de wereldeconomie haar materiële hulpbronnen onttrekt, ten gunste van relatief hogere consumptie in de rijke landen. De krimp begint bij rijke bevolkingsgroepen die het meest verantwoordelijk zijn voor sociaal-ecologisch schadelijke overconsumptie en investeringen. Voornamelijk deze groep eigent zich de baten van economische groei toe en schuift de kosten naar anderen door. Een belangrijke vraag is daarom: wie profiteert er eigenlijk van economische groei? Het beschikbare inkomen van de gemiddelde Nederlander stagneert al jaren, terwijl het BBP blijft groeien. En dan hebben we het nog niet eens over vermogensongelijkheid die nog veel extremer is dan inkomensongelijkheid.

Bouman stelt: “Ik denk dat we niet hoeven te krimpen om het klimaat te redden. En dat we dat ook niet kunnen.” Laten we beginnen met zijn “het hoeft niet.” Bouman herhaalt een standaard argument van de verdedigers van groene groei. Hij vat de immers veel gehoorde boodschap van ‘groene groeiers’ prima samen met: “de economie kan groeien, terwijl de uitstoot krimpt.” Dit gebeurt, aldus groene groeiers, door middel van het principe van ontkoppeling. In een eerste fase, vertraagt de toename van koolstofuitstoot ten opzichte van de economie (uitgedrukt in BBP). De ontkoppeling is dan relatief. Maar omdat de uitstoot daarmee blijft oplopen moet groene groei naar zogenaamde absolute ontkoppeling. Daarbij gaat de uitstoot daadwerkelijk naar beneden terwijl de economie blijft groeien. Met wereldwijde absolute ontkoppeling zouden we het klimaat kunnen beschermen - althans, dat is de gedachte. Over het bestaan van ecologische grenzen zijn groene groeiers en ontgroeiers het dus eens.

Vervolgens leunen groene groeiers, en dus ook Bouman’s argument, op bewijs dat een stuk of 25 landen die absolute ontkoppeling hebben bereikt in de periode 2005-2019. Dit bewijs is door degrowth onderzoekers al meerdere malen wetenschappelijk weerlegd. We nodigen Bouman en gelijkgestemden uit om in te gaan op de volgende argumenten:

  1. Groene groei moet zich niet alleen van koolstofuitstoot ontkoppelen, maar ook van andere vormen van vervuiling, en ook van de overextractie van grondstoffen die naast het klimaat nog allerlei andere planetaire grenzen bedreigen (biodiversiteit, water, landgebruik, etc.). Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de wereldwijde Material Footprint (materiële voetafdruk) nog steeds stevig gekoppeld is aan de omvang van de wereldeconomie. De Material Footprint van Nederland groeit weliswaar langzamer dan het BBP, maar is in absolute zin gegroeid van ~340 miljoen ton in 1990 tot ~470 miljoen ton in 2017.
  2. Bouman, zoals vele groene groeiers, geloven impliciet dat absolute ontkoppeling volgt uit relatieve ontkoppeling, als we maar harder ons best doen via een combinatie van marktmechanismen, technologische innovaties en regelgeving. Nogmaals, hij focust alleen op koolstofuitstoot. Wereldwijde absolute ontkoppeling van emissies is in theorie mogelijk met een wereldwijde energietransitie waarbij het ook daadwerkelijk lukt om fossiele brandstoffen onder de grond te laten (wat extra lastig is als de economie moet blijven groeien). Maar een dergelijke transitie kan sowieso nooit zonder mineralen en andere materiële grondstoffen. Ter illustratie: om elektrische voertuigen te produceren voorspelt het IEA dat de vraag naar lithium in 2040 42 keer hoger zal zijn dan 2020. Het winnen van lithium heeft grote ecologische gevolgen en brengt de leefbaarheid van lokale gemeenschappen in het mondiale Zuiden in het gevaar. Het is belangrijk om oog te hebben voor het ontstaan van zogeheten green sacrifize zones in Zuidelijke landen als gevolg van de hang naar hernieuwbare energie in het rijke Noorden. Ontgroeiers zijn niet tegen groene technologieën, maar wijzen wel op de mogelijke schadelijke en onrechtvaardige gevolgen van groene groei.
  3. Kunnen we voor die materialen dan niet ook absolute ontkoppeling bereiken? Simpelweg: het besparen van grondstoffen in productie bespaart geld, en dat geld wordt geïnvesteerd in uitbreiding of opschaling van de productie waardoor juist meer grondstoffen worden gebruikt. Dit heet de ‘Jevons Paradox’, en dat is sinds de industriële revolutie niet veranderd. Zolang ons productiesysteem ingebed blijft in een economie die alsmaar moet groeien zal relatieve materiële ontkoppeling niet leiden tot absolute ontkoppeling. Onderzoek laat zien dat meer circulaire economische systemen de extractie van primaire hulpbronnen kunnen verminderen, maar dat efficiëntiewinsten steeds weer teniet worden gedaan door toename van productie en consumptie - ofwel groei.
  4. Terug naar Bouman’s nadruk op broeikasgassen. Wereldwijd zien we sinds de jaren 60 een relatieve ontkoppeling van de uitstoot - geen absolute ontkoppeling (daar is Bouman het over eens). Maar wel lukt het een stuk of 25 rijkere landen, waaronder Nederland, de uitstoot in absolute zin te ontkoppelen van hun economische groei - zelfs gecorrigeerd voor import en export (daar zijn we het ook over eens). Dat is natuurlijk mooi, maar laten we niet vergeten dat deze verlaging start vanuit een hele hoge positie (de gemiddelde Nederlander stoot bijvoorbeeld 23 keer meer uit dan de gemiddelde Kameroener). Bovendien is de absolute ontkoppeling van deze 25 top-presterende landen veel te zwak. Bouman refereert aan een grafiek van Oxford-econoom Max Roser waarin een gemiddelde vermindering van de uitstoot van 20,1% in 14 jaar tijd te zien is. Als je dat omrekent kom je uit of 1,43% per jaar. Volgens het IPCC, zou de uitstoot met 10.5% per jaar moeten dalen (vanaf 2020) voor een 66% kans om onder een desastreuze 1,5°C opwarming te blijven. Absolute ontkoppeling zal dus niet snel genoeg worden bereikt om de wereldwijde koolstofbudgetten te respecteren.

Bouman verdraait de degrowth-agenda met zijn uitspraak dat het een politieke agenda van armoede is. Hij negeert de ongelijke/onrechtvaardige verdeling van verantwoordelijkheid voor het klimaatprobleem. De armste 50% van de wereldbevolking is verantwoordelijk voor slechts 15% van de totale uitstoot. Miljardairs stoten een miljoen keer meer broeikasgassen uit dan de gemiddelde persoon. Nogmaals, de kern van het degrowth-argument is dus niet verarming, maar herverdeling. Degrowth is geen recessie. Een recessie is een ongeplande halt in economische groei van een economisch systeem dat structuur afhankelijk is van die groei, en leidt tot werkloosheid en verarming. Degrowth omvat een democratische, rechtvaardige en duurzame transformatie van het economische systeem zelf, waarbij de groei afhankelijkheden uit het systeem worden gehaald. In een rechtvaardige wereld moet de ecologische schade worden hersteld door krimp van de overconsumptie van de rijken, daarnaast zal de materiële levensstandaard van de lagere inkomensgroepen (ook in Nederland) nog moeten groeien, en die extra ecologische druk moet ook worden gecompenseerd door reducties aan de top. Inkomen- of vermogensplafonds zullen overigens de kwaliteit van leven van de rijkeren niet schaden. Het is al lang bekend dat er een punt komt waarop hogere inkomens niet langer tot meer welzijn leiden.

Dat degrowth inclusief herverdeling niet makkelijk zal zijn staat als een paal boven water. En dus nog een paar woorden over Bouman’s “het kan niet” argument - dat hij overigens niet verder heeft uitgewerkt. Ontgroeiers hebben uitgebreide en inspirerende lijsten gemaakt van alternatieven en activiteiten op verschillende schaalniveaus en in verschillende sectoren. Hier volgen slechts enkele beleidsopties om de degrowth-agenda te illustreren:

  1. Democratische discussies over welke sectoren en activiteiten we willen opschalen. Zo’n inventarisatie is niet aan ons om te bepalen, maar denk bijvoorbeeld aan het verbeteren van openbare diensten, het renoveren van gebouwen, het uitbreiden van hernieuwbare energiebronnen, het regenereren van ecosystemen, enz.; en welke we willen verkleinen, bijvoorbeeld privéjets, schadelijke landbouwpraktijken en de productie van producten die binnen no-time alweer verouderd zijn.
  2. Een verkorte werkweek om banen te herverdelen en werknemers te beschermen tegen de werkloosheid die het gevolg is van het krimpen van ongewenste sectoren van de economie.
  3. Een baangarantie-programma om ervoor te zorgen dat mensen zich kunnen omscholen voor werk in de gewenste sectoren - ervan uitgaande dat men over het algemeen deelneemt aan het gesprek over welke sectoren dat zijn. Een recente studie van PwC toont aan dat met voldoende steun en garantie een meerderheid geen probleem heeft met omscholing.
  4. Toegang tot hoge kwaliteit openbare diensten, bijv. huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, energie en mobiliteit, om de inkomensverliezen als gevolg van het verkorten van de werkweek te compenseren.
  5. Inkomensherverdeling om deze verliezen nog verder te compenseren, b.v. door basisinkomen of dividend, inkomens- en vermogensplafonds, sterke progressieve belastingen en sterke arbeidsrechten. We weten dat dergelijke ingrijpende veranderingen in ons belastingstelsel eerder in de geschiedenis zijn ingevoerd.

Herverdeling zou als bijkomend voordeel hebben dat de onderhandelingspositie van de meerderheid wordt vergroot, zodat deze een eerlijker deel kan claimen van wat we produceren. Er blijven natuurlijk heel veel vragen over, maar een dergelijke agenda zou productie kunnen gaan reorganiseren rond menselijke behoeften in plaats van bedrijfswinsten. Ze zouden welzijn gaan loskoppelen van groei, en daarmee ook van ecologische schade. Ten slotte zal geen van deze stappen plaatsvinden zonder een sterke maatschappelijke en politieke beweging die weerstand kan bieden aan de machtige gevestigde belangen die een dergelijk beleid zullen bestrijden. De precieze invulling van beleidsinstrumenten, wet en regelgeving moet natuurlijk nog komen. Daarnaast omvat de ontgroei-beweging een reeks burgerinitiatieven en -praktijken. Het kijkt daarmee dus verder dan alleen beleidsvoorstellen. De eerste stap is het creëren van de maatschappelijke en politieke bereidheid om de problemen rondom groei onder ogen te zien en oplossingsrichtingen te bespreken - en deze niet af te schepen, zoals Bouman dat doet, als “fatalistische contraproductieve gedachten die een griezelige dictator nodig zouden hebben.” Goede en toegankelijke basisvoorzieningen, een kortere werkweek in een stabiele en nuttige baan, een gezonder milieu en andere doelen waar de degrowth-beweging naar streeft leiden niet tot een verarming, maar tot een verrijking.

Voor verdere uitleg: eerder schreven we een stuk op onze website waarin we stelden dat ontgroei nodig is en we erover moeten praten zonder misverstanden.