Stel je voor: binnenkort verhuis je naar een zogenaamde ‘slimme' woning. Zoals beloofd in de brochure is het huis uitgerust met de nieuwste technologieën die het dagelijks leven vereenvoudigen en energiezuiniger maken. Met een slimme thermostaat, gekoppeld aan je telefoon, kun je de temperatuur op afstand programmeren, zodat het warm en comfortabel is als je thuiskomt. Dankzij een keukenmolen kun je organisch afval eenvoudig weggooien. Zonnepanelen en een warmtepomp genereren de energie die nodig is om alle apparaten te laten werken, inclusief de nieuwe energiezuinige wasmachine met een A+++ label en de slimme koelkast die vertelt wanneer je favoriete eten op is. Daarnaast ben je automatisch lid van een lokale energiecoöperatie, waarbij bewoners via een online platform met elkaar zaken doen op het gebied van energie.

Beatriz Pineda Revilla over de rol van gemeenschappen in de energietransitie

In veel landen zoals Nederland lijkt dit de toekomst: een zogenaamde slimme toekomst waarin technologie een centrale rol speelt. Zoals alles wat met technologie te maken heeft, verandert ook dit toekomstbeeld in een razend tempo. We springen van de ene naar de andere technologische vooruitgang, waarbij het ons vaak ontbreekt aan tijd om even te pauzeren en na te denken over de dagelijkse keuzes die we binnen die technologische ontwikkelingen maken. Sluit de technologie wel aan op hoe we willen en kunnen handelen? In een tijd waarin de gevolgen van de klimaatverandering zichtbaar worden, vertrouwen we graag op technologische oplossingen om ons energieverbruik te verminderen. In hoeverre moeten we dit beeld van een slimme toekomst najagen? Zal technologie ons écht redden? Of moeten we ook onze gewoontes en ons gedrag veranderen?

De risico's van het vertrouwen op technologie

Energie is, in tegenstelling tot water of afval, onzichtbaar. Normaal gesproken denken mensen niet zozeer aan de energie die ze verbruiken, maar vooral waar ze die energie voor kunnen inzetten. Denk aan het hebben van een groot huis, het rijden in een krachtige auto of het vliegen naar een exotische bestemming om van een vakantie te genieten. Wanneer mensen geconfronteerd worden met de noodzaak om hun energieverbruik te verminderen, richten de eerste antwoorden zich op de technologie, om te bezien hoe deze energiezuiniger kan worden gemaakt. Maar is dat niet te eenvoudig gedacht? Een risico van deze manier van denken is het zogenaamde ‘rebound effect’: een toename van de vraag naar energie na de introductie van een meer energie-efficiënte technologie doordat de potentiële energie- (en financiële) besparingen van huishoudens worden besteed aan extra activiteiten of goederen. Zo blijkt uit onderzoek dat de verwachte besparingen worden uitgegeven aan meer comfort, meer elektrische apparaten, meer woonoppervlakte en individuele woningen, meer autobezit en een grotere reisafstand. Het resultaat is een stijging – in plaats van de noodzakelijke daling – van het energieverbruik .

Een ander risico van het blindelings vertrouwen op technologie is dat uitdagingen rondom het maatschappelijke draagvlak voor nieuwe technologieën en de toepassing ervan over het hoofd worden gezien. Technologische ontwikkelingen veranderen onze dagelijkse routines, en vragen aanpassingen in onze normen en nieuwe kennis, welke in zichzelf belemmeringen voor verandering kunnen opwerpen. Denk bijvoorbeeld aan de weerstand die windmolenparken kunnen oproepen, als gevolg van een verandering van de esthetische kwaliteit van het landschap, verlies van biodiversiteit, verlaging van de waarde van eigendommen, en ga zo maar door. En met betrekking tot kennis zien we dat zelfs als slimme huizen volledig zijn uitgerust met energie-efficiënte apparaten, betekent dit niet dat de bewoners deze begrijpen of de vaardigheden hebben om ze op de juiste manier te gebruiken. Technologische vooruitgang kan kortom een belangrijke bondgenoot zijn in het versnellen van de energietransitie, maar zonder andere normen, en het toepassen van nieuwe kennis komen de noodzakelijke gedragsveranderingen niet tot stand.

Een lifestyle-aanpak om de vraag naar energie te verminderen

De nadruk op vermindering van energieverbruik met behulp van technologie overschaduwt daarnaast een belangrijke vraag die eronder ligt: hebben we echt zoveel energie nodig om een goed leven te leiden? Het verminderen van de energievraag, oftewel onze energiebehoefte, is echter niet de meest populaire aanpak. Het betekent dat we gewoontes moeten veranderen, wat niet gemakkelijk is – vooral niet als we nu comfortabel leven. Bovendien bevinden de meeste energiezuinige apparaten zich in huis, waardoor de discussie hierover zich vooral afspeelt in de sfeer van de woning. Het is dan ook noodzakelijk om verder te denken dan energie-efficiëntie en aandacht te besteden aan het verminderen van de energievraag. Daarmee verplaatst de discussie zich ook naar domeinen buiten de woning en transformeert het energievraagstuk zich tot een leefstijlvraagstuk. Dit is van belang omdat een groot deel van het energieverbruik van veel westerse huishoudens plaatsvindt buiten de woning. Denk aan veelvuldig vliegen voor werk en vakantie of zoiets dagelijks als het eten van een hamburger in een restaurant.

Overigens doen zich ook op dit leefstijlniveau rebound effecten voor in de vorm van moral licensing (het fenomeen waarbij verhoogt zelfvertrouwen (door iets goeds te doen) zorgt voor (onbewust) minder zorgen over immoreel gedrag daarna). Moral licensing verklaart waarom mensen die aanvankelijk moreel of duurzaam gedrag vertonen, zich later immoreel of minder duurzaam zullen gedragen. Denk aan vegetariërs die vaak vliegen en geloven dat het ene gedrag het andere compenseert. Daarom is een meer holistische benadering nodig die verschillende leefstijldimensies omvat: van onze woning, voedselconsumptie en vrijetijdsbesteding tot mobiliteitskeuzes en werkomstandigheden. Dit perspectief maakt een verschuiving mogelijk naar een energiebeleid dat niet alleen gericht is op het verminderen van het energiegebruik, maar ook een afname van de energiebehoefte mogelijk maakt.

De rol van stedelijke gemeenschappen in de vormgeving van energienormen

Maar wat voor energiebeleid is er dan nodig om de vraag naar energie te verminderen? Eén van de mogelijke wegen die ik in mijn proefschrift heb verkend is die van gemeenschapsgericht energiebeleid. Dit betekent dat onderzoekers en beleidsmakers stedelijke gemeenschappen identificeren en vervolgens met hen samenwerken. Onderzoek en beleid op het vlak van de energietransitie richten zich op dit moment echter voornamelijk op het individu. Hoewel het klopt dat veel factoren die sociale verandering beïnvloeden intrinsiek zijn aan het individu, zoals houdingen, gewoontes en waarden, zijn er ook andere factoren die extrinsiek zijn, zoals fiscale en regelgevende stimulansen, institutionele beperkingen en sociale normen. Die sociale normen zijn cruciaal voor het teweegbrengen van veranderingen op de lange termijn en worden onder andere gevormd door de sociaal-ruimtelijke context waarin individuen leven en met elkaar omgaan. Stedelijke gemeenschappen vormen zo’n sociaal-ruimtelijke context die verdere aandacht verdient binnen de energietransitie.

We kunnen hier echter niet spreken van slechts één type stedelijke gemeenschap. Er zijn plaatsgebonden gemeenschappen, gebonden aan een geografische locatie zoals een buurt, maar ook belangengemeenschappen, die ontstaan rond een gemeenschappelijk onderwerp of belang dat door de leden wordt gedeeld. Discussies die worden uitgelokt door vragen zoals "Hoeveel energie hebben we nodig om een goed leven te leiden (zodat anderen ook een goed leven kunnen leiden)?" vinden plaats op dit gemeenschapsniveau en hebben de potentie om de westerse, op consumptiegerichte levensstijl uit te dagen. Wat als het genieten van een lokale vakantie of het eten van minder vlees (of helemaal geen vlees) de nieuwe norm wordt doordat interacties binnen gemeenschappen deze minder energie-intensieve levensstijlen promoten en normaliseren?

De vraag is dus of en hoe gemeenschapsinteracties kunnen bijdragen aan veranderingen in sociale normen. Zoals mijn recente promotieonderzoek heeft aangetoond, moeten zowel onderzoekers als beleidsmakers de grote verscheidenheid aan groepen en gemeenschappen erkennen die tegenwoordig in steden bestaan en de zeer diverse manieren waarop zij hun keuzes voor een bepaalde levensstijl vormgeven. Het huidige energiebeleid wordt primair ontwikkeld op basis van de overtuiging dat de acties van individuen gericht zijn op geldbesparende keuzes, terwijl, wanneer men zich in plaats hiervan richt op gemeenschappen, blijkt dat monetaire kaders vaak nauw verweven zijn met een breed spectrum van andere motieven, zoals de zorg voor het eigen welzijn en dat van de dierbaren, bredere milieuoverwegingen, de bereidheid om tot een gemeenschap te behoren of in een bepaalde groep te passen, motieven voor energie-efficiëntie, enzovoort.

Het is de moeite waard om de rol van stedelijke gemeenschappen bij het vormgeven van sociale normen rond de vraag naar energie nader te onderzoeken, en vervolgens toe te passen via een gemeenschapsgericht energiebeleid. Hierbij moet de cruciale rol die technologie speelt in de energietransitie zeker worden erkend, maar wel zonder dat de onderliggende vragen die onze kernwaarden als samenleving raken overschaduwd raken.

Het artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op magazine.hva.nl